Je had een plan opgesteld. Je zou overal komen en overal waar je kwam zou je iets doorzichtigs laten liggen, zodat de mensen aan anderen zouden vragen: ‘Wie heeft dit doorzichtig ding hier nu gelegd?’ En dat anderen, mensen die het wisten, zouden antwoorden dat jij het was.
Toen je plan niet werkte besloot je het anders te gaan aanpakken. Aan de rand van het dorp stond een oud huis waar pas een man was komen wonen. Hij kende je niet. Je trok een lange hemelsblauwe jas aan en je nam een keukenmes mee. Toen hij de deur opendeed stak je hem ermee neer.
Hij vroeg: ‘Ik ken u niet, waarom doet u dat?’.
Achter hem zag je in de hal een lange hemelsblauwe jas aan een kapstok hangen en door het raam van de deur daarachter zag je een grote vleugelpiano en een pianostoeltje, waarvan hij waarschijnlijk zojuist was opgestaan.
‘Daarom,’ antwoordde je, zodat hij zonder vragen kon doodgaan. ‘Maar nu ken ik u wel en ik heb u al eerder gezien, meen ik.’
Met medegevoel keek je hem aan.
‘Is dat niet hetzelfde? Kennis, zicht en tijd zijn toch drie dezelfde dingen en dat wordt duidelijk als de verschillen er niet toe doen. U heeft mij herkend in het café omdat ik u op dit moment ontmoet. Het is heel eenvoudig. Als u mij nooit had gezien was u straks ook dood gegaan. Dit huis staat op instorten, het is levensgevaarlijk om hierin te wonen.’
De man giechelde en keerde strompelend terug naar zijn piano. Door het raam van de deur in de hal zag je hem zijn laatste lied spelen. Toen je de voordeur dichtdeed stortte het huis in.
Tweet
Toen je plan niet werkte besloot je het anders te gaan aanpakken. Aan de rand van het dorp stond een oud huis waar pas een man was komen wonen. Hij kende je niet. Je trok een lange hemelsblauwe jas aan en je nam een keukenmes mee. Toen hij de deur opendeed stak je hem ermee neer.
Hij vroeg: ‘Ik ken u niet, waarom doet u dat?’.
Achter hem zag je in de hal een lange hemelsblauwe jas aan een kapstok hangen en door het raam van de deur daarachter zag je een grote vleugelpiano en een pianostoeltje, waarvan hij waarschijnlijk zojuist was opgestaan.
‘Daarom,’ antwoordde je, zodat hij zonder vragen kon doodgaan. ‘Maar nu ken ik u wel en ik heb u al eerder gezien, meen ik.’
Met medegevoel keek je hem aan.
‘Is dat niet hetzelfde? Kennis, zicht en tijd zijn toch drie dezelfde dingen en dat wordt duidelijk als de verschillen er niet toe doen. U heeft mij herkend in het café omdat ik u op dit moment ontmoet. Het is heel eenvoudig. Als u mij nooit had gezien was u straks ook dood gegaan. Dit huis staat op instorten, het is levensgevaarlijk om hierin te wonen.’
De man giechelde en keerde strompelend terug naar zijn piano. Door het raam van de deur in de hal zag je hem zijn laatste lied spelen. Toen je de voordeur dichtdeed stortte het huis in.
Je typt zo leuk!
BeantwoordenVerwijderenMeer! :)
BeantwoordenVerwijderen