Mantequilla, de magische
kinderprostituee uit de Filipijnen, vraagt zich af waar de post
vandaan komt. Op een dag besluit hij de proef op de som te nemen. Op
een ongezien moment kruipt hij in de fietstas van de postbode. De
postbode rijdt en rijdt. Hij rijdt echt heel lang. Het is een warme, broeierige dag op het eiland. Het duurt heel lang tot de postbode stopt.
Hier is het, denkt Mantequilla. Hier komt de post vandaan. Hij kruipt uit
de fietstas en sluipt stilletjes om de fiets heen. Het is een groot
gebouw. Zonder dat de postbode het merkt, glipt Mantequilla het schemerige
atrium binnen. Mantequilla denkt: dit is de poort van Hermes.
Vanbinnen ziet hij een lange lopende band staan. Het geluid dat hij hoort is luid en mechanisch en gaat vergezeld van een vreemd soort dierlijke of organische klank. Wanneer hij de band nadert, ziet hij waar het geluid vandaan komt. Op de lopende band liggen talloze grijsgemantelde postduiven met hun geringde pootjes in de lucht. Boven de lopende band hangt een mechanische arm die de postduiven, hees hijgend, voorziet van een stempel met de datum en de plaats. Op het gekraak van de botten volgt telkens een laatste kreet, de ijle metalen klank van weldra dode duiven. Zo worden ze gereed gemaakt om aan het einde van de band gekatapulteerd te worden naar hun bestemming.
Mantequilla draait zich om, verlaat het gebouw en verdwaalt in de warme armen van wie hem maar hebben wil.
(co-auteur: Willem de Rycker)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Lieve Tim,