Niets van deze uitgave mag worden vereenvoudigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. - Tim Thomaes

vrijdag

De lange tong van Apuleius



Het heeft vannacht gesneeuwd, alsof de Aarde lang geleden is geschud en alles nu pas op zijn plek begint te vallen. Onder de inmiddels grijs geworden massa zijn sporen van gisteren uitgewist, vernietigd. 

‘Sneeuw’, zegt agent Apuleius.

Zijn ademstoot geeft een dun laagje condens op het raam. Zoals hij dat vaker doet met observaties die hij dieper wil doorgronden, spreekt hij het woord voor zichzelf uit. De bewegingen van zijn tong bij het uitspreken van het woord zorgen ervoor dat het juiste slijm uit zijn wangen komt. Met dat nauwkeurig losgemaakte weefsel kan hij het woord proeven, hetgeen hem de indruk geeft iets van het buitentalige fenomeen te begrijpen. Kennis is speeksel, denkt hij. 

De vorige nacht is er een lijk van een vrouw gevonden. Hij kleedt zich warm aan en stapt op zijn fiets om naar de vindplaats te gaan. Onderweg ziet hij een jager op de kauwen schieten om het laatste deel van de oogst te beschermen. Apuleius ziet dat hij zijn geweer richt op een raaf vlak boven hem. De raven zijn beschermd. De vogel klapt nog wat met één van zijn vleugels, maar kan daarmee niet voorkomen dat hij in volle vaart tegen de bodem smakt. Apuleius kan hem nog net ontwijken.

***

Het voorval met de raaf brengt hem naar een gebeurtenis van 3 maanden geleden, het moment waarop hij, in zijn beleving, werd aangenomen bij een ruimtevaartorganisatie. Op zijn eerste werkdag in het koepelvormige complex werd hij verwelkomd door zijn begeleiders, die hem de observatieruimte toonden. De bedoeling was dat hij en zijn collega’s rampen zouden voorspellen die op Aarde konden ontstaan, dacht hij.

Het viel hem in het begin op dat er nergens in de ruimte telescopen of computers stonden. Een vrouw voorspelde een meteorietenregen. Ze maakte er grote gebaren bij, alsof ze iets in zichzelf had opengetrokken en iets anders in haar was neergestort. Haar geestdrift werkte aanstekelijk. Al op de eerste dag voorspelde Apuleius het einde van de wereld. Hij voelde het, beter gezegd. Graniet uit de aardkorst, een megatsunami en een wereldwijde wolk zwaveldioxide. De vrouw die de meteorietenregen had voorspeld, moet jaloers zijn geworden, want ze duwde hem op de grond en trok hem aan zijn tong. Zou er hierbinnen een natuurramp kunnen ontstaan? Een ruzie die groter was dan zijzelf waren? Apuleius wilde iets roepen, maar hij kon alleen maar geluiden maken. Het luide geruis van een intercom vulde de ruimte. Enkele seconden later werd de ruis verbroken door een stem die traag aftelde van tien naar nul. Bij nul liet ze hem los. 

Na dit incident werd besloten dat hij moest worden overgeplaatst naar een andere instelling waar geen voorspellingen werden gemaakt. Hij had iets gebroken dat niet meer kon worden gemaakt. Het einde van de wereld voorspellen mag nooit betekenen dat de orde wordt verstoord. Dat was het moment waarop hij wist dat hij agent moest worden. Een ordehandhavende apocalypsvoorspeller. Wanneer hij vanaf nu het einde van de wereld voelde aankomen, zou hij orde op zaken brengen. 


***

Het is al druk bij de vindplaats. Een groep experts is bezig met het onderzoek. Sommigen maken notities, anderen hurken neer bij het lijk of ergens verderop om naar sporen te zoeken. Iemand vindt een plastic bekertje, iemand het spoor van een slak, iemand anders een telefoon. Iemand veegt een beetje modder van haar dijbeen. Iedereen heeft zijn of haar eigen taak en niemand houdt zich bezig met die van een ander. 

De taak van Apuleius is om het lichaam zelf te inspecteren. Hij opent zijn notiteboek en maakt een lijstje:

Ingevallen:

1. Wangen
2. Ogen
3. Schedel
In haar broekzak vindt hij een kaartje met de naam van een hotel en begeeft zich erheen.

In de kamer waar de vrouw volgens het hotelregister die nacht had moeten verblijven, staat een enkel bed. Het bed staat dichtbij de deur. Aan de andere kant van het kleine, rechthoekige kamertje, is er een raam dat uitkijkt op een appartement. Aan de muur tussen het bed en het raam hangt een huis, geschilderd op een klein doek. Het licht komt van buiten, maar vooral van de twee tl-buizen in het midden van het plafond. De kamer is nog niet schoongemaakt. Er zitten koffievlekken op de lakens. Apuleius maakt notities in zijn schrijfblok.
***

Een plotse vermoeidheid overvalt hem en hij besluit terug naar huis te gaan. Het voelt alsof hij de zuurstof door een rietje naarbinnen moet zuigen. Hij herinnert zich de observatieruimte en hoe hij zich met zijn collega’s voelde als mislukte astronauten, vreemd van deze wereld. Misschien zijn we allemaal muggen, gedoemd tot onze cocon, om gaandeweg te worden leeggezogen door een vermoedelijke buitenwereld.

Apuleius sluit zacht de deur achter zich, omdat hij voelt dat zijn huis op instorten staat. De houten balken die het gewicht van het dak over de muren verdelen, zitten vol met gaatjes. Hij kan ze zien, de gaten, de termieten. Misschien is een psychose na een zenuwinzinking zoiets als fantoompijn: als het er niet is, kun je het ook niet negeren. 

Hij maakt een lijstje.

Gevallen op 9 oktober 2015:

1. Sneeuw

2. Raaf

3. Avond

***

De ochtend daarop volgt hij zijn gewoonlijke routine: hij stapt uit bed en kleedt zich aan om zijn eigen slaapwarmte nog te bewaren. Vervolgens zet hij koffie op en de dampkap aan. Hij houdt van het suizende geluid en het idee dat de zuurstof aan hem wordt onttrokken. Zijn boterhammen eet hij aan de ontbijttafel met uitzicht op zijn tuin. Hij herinnert zich de naaldboom nog van toen hij klein was. De planten, fruitbomen en de eik van in zijn jeugd zijn eruit verdwenen. Vooral loofbomen maken hem zenuwachtig, want die veranderen te veel. 

Hij kleedt zich opnieuw warm aan en stapt op zijn fiets. De raaf die gisteren - was het gisteren - vlak voor zijn fiets viel, is verdwenen. De jager moet hem hebben meegenomen, want er staan boetes op het doden van beschermde vogels. 

Vandaag brengt hij een bezoek aan de lijkschouwer, een oude, kale vrouw die weigert in lichamen te snijden. Ze heeft daar nooit een verklaring voor gegeven. Apuleius verdenkt haar ervan zelf conclusies te verzinnen.

De lijkschouwkamer bevindt zich in een appartementencomplex. Apuleius belt aan en de deur gaat automatisch open. Hij neemt plaats in de wachtkamer en wordt even later verwelkomd door de vrouw die hem meeneemt naar de kamer. Daar ligt het lichaam op een brancard. De vrouw overhandigt hem het autopsierapport. Apuleius maakt drie belangrijke constateringen:

1. Haar bloed bevat een zeer hoge dosis cafeïne

2. Haar bloed bevat een geringe dosis gif van de oleanderplant

3. Er is voor haar overlijden een kneuzing toegebracht aan haar ribben.

’Mag ik?’ vraagt Apuleius. Hij zoekt naar iets in de binnenzak van zijn jas. De lijkschouwer knikt. Apuleius haalt een wattenstaafje tevoorschijn en strijkt het langs de binnenkant van de wang van het lijk. Kennis is speeksel. Hij steekt het staafje in zijn eigen mond.

Hij hoort het ruisen.
‘Sneeuw’, zegt hij.

Het ruisen stopt en gaat over in een blik klinkende stem in een taal die hij niet kan verstaan.

zondag

Lethe - II


zaterdag



Misschien zijn we muggen gedoemd tot onze cocon, om gaandeweg te worden leeggezogen door een vermoedelijke buitenwereld, al dan niet paars.

donderdag

Amber de Cycloop



Deel 1: Slang

Het laatste avondlicht weerkaatste een helblauw licht op de dagoude sneeuw die dezelfde kleurnuance bezat als het licht van de laptop die Ambers misvormde gezicht bescheen. Door het ventilatierooster boven het schuifraam van de trein voerde een koude winterwind naar binnen terwijl ze typte aan haar roman voor Mara, een andere vrouw met een ander, minstens even buitengewoon gezicht.

Mara had een dun, haast doorzichtig gelaat, waardoorheen je bij haar slapen haar aderen kon zien. Het was alsof het dunne vlies van haar huid zo puur was dat het transparant werd. Je zag het niet altijd, maar soms in het juiste licht veranderde ze in een larve. Die larve nestelde zich dan in haar hoofd en veranderde in een gedachte. Op koude of donkere dagen dacht ze te diep na, maar als ze niet al te diep nadacht, wist zij, op warme dagen, dan kon ze haar binnenste haast zelf voelen. Ze voelde het dan tintelen, heel ondiep onder haar vel. Haar wit-rozige marmeren wangen deden haar beseffen dat als ze net iets verder was uitgehouwen, ze niet had kunnen bestaan. 'Ontken ik jou niet ergens van?' had Amber zich versproken toen ze haar voor het eerst ontmoette.

Deel 2: Amber

Amber was geboren zonder linkeroog. Van mensen wordt gezegd dat ze voor hun geboorte alles weten van wat er zal gebeuren en een kus krijgen van een engel, waardoor ze alles daarvan vergeten. Elke gebeurtenis in het leven verandert daarom onmiddellijk in een herinnering van iets anders, zoals je een foto maakt en direct daarna op het display kijkt om er zo snel mogelijk een herinnering van te maken. In plaats van die kus was wegens het alcoholisme van de moeder van Amber een druppel sherry door haar tere embryonale hoofdje gezonken, als een engel in drijfzand, waardoor ze op de wereld kwam met een rimpeling op de plek waar haar linkeroog had moeten zitten. Met haar rechteroog kon ze heel scherp zien, maar telkens wanneer ze wilde weten waar iets zich bevond, moest ze het aanraken om het zeker te weten.

Met moederlijke zachtheid werd haar verteld dat er in haar hoofd een amberkleurige kristal zat. In werkelijkheid had de druppel meer kwaad gedaan dan ze kon weten en had het in haar hersenen iets cruciaals aangetast waardoor ze elke vorm van zelfreflectie ontbeerde. In haar verbeelding was ze een monster, een cycloop, en at ze alle kinderen op. In werkelijkheid waren cyclopen een verzinsel, ontstaan door fascinatie in de Oudgriekse cultuur voor olifantenschedels met één holte in het midden van hun kop; en olifanten weten niets, maar vergeten evenmin.

Er zoemde een vlieg die naast haar tegen het raam landde. Vliegen brengen ziektes over, maar als je een vlieg plet zie je zwarte korrels, meer niet. Er zit niks in, maar het is wel een vies insect. Omdat ze met haar ene oog voornamelijk scherpte zag en bijna geen diepte, was het des te verwonderlijk dat de enige levende vlieg die winter door haar werd doodgeslagen.

Deel 3: Mara

Haar gedachten dreven af naar Mara. Het denken was voor haar als het opzetten van een langspeelplaat en als de plaat af was, bleef alleen klank en ritme over. Ze haalde uit haar tas een Moleskine, want een ander medium kan soms anders inspireren. Ze hield ervan dat papier na een tijdje gaat ruiken naar vanille, de meest saaie geur van alle parfums, de diepste noot die nog blijft naweeën nadat alle andere geuren voorbij zijn getrokken.

Toen ze Mara aansprak schrok ze van haar eigen woorden. Wat ze had gezegd was ongepast, want Mara was een Jodin. De Holocaust zat vermoedelijk nog in haar collectief geheugen. Ze twijfelde. Verschillende herinneringen schuurden langs elkaar heen waardoor ze beetje bij beetje versleten. Haar liefde voor Mara bestond nu nog uit een hele dunne laag van zwart op wit. Ze schreef verder in haar notitieboek, want als ze stopte was ze weg en was er alleen nog een linker- en een rechterpagina. Tekst naar het midden toe en van het midden vandaan. Zo moest het verder blijven gaan.

Tijdens het schrijven vrat Mara haar langzaam van binnenuit leeg, alsof de larve in haar hersenen was gegroeid en van Amber alleen nog maar schelp had gemaakt. Een parelmoeren huid die je tegen je oor kon leggen om je eigen bloed te horen suizen. De wereld rond Amber was plat sinds haar geboorte en daardoor, als rechtstreeks verbonden consequentie, werd ze vanbinnen ook plat, leeg; iets dat alleen maar naar zichzelf verwees. Terwijl Mara alleen maar binnen was en in dat binnen op oneindige wijze geen buiten toeliet (een binnen zonder buiten vormde), was Amber juist alleen maar buitenkant.

Het boek geraakte af en ze publiceerde het onder de titel ‘omslachtig’. Het was een boek zonder kaft. Normaal gezien had er heel wat bij kunnen komen kijken, nu niet. Het gebeurde gewoon, alsof het een klein natuurverschijnsel was. Alsof de weerman het had kunnen vermelden als iets dat later op de dag kon worden verwacht. Zo ongemerkt als het boek verscheen, verschenen later kritieken die unaniem oordeelden dat ze weliswaar leuk schreef, maar dat alles een bepaalde diepgang miste.

Deel 4: Liefde

Als lesbienne was de wereld van haar lichaam ook op seksueel vlak ondiep, of hoogstens van een onnatuurlijke diepte. Wanneer ze de liefde bedreven, of 'het monster met twee ruggen maakten', zoals Amber dat noemde, voelde zij zelf niet zo veel. Ze was gelukkig, maar toch. Er was een gedachte die alle andere gedachten als een diepzee-inktvis omknelde. Als alles nu volmaakt is en wanneer je gelukkig bent, doet het dan nog pijn wanneer je jezelf in je arm knijpt? Ze kneep en ze speculeerde of hetgeen ze voelde pijn was of wat anders. Liefde maakte haar leeg, angstig. Ze schudde Mara wakker. 'Wat doe je?' vroeg ze slaperig. 'Speculeren', zei Amber. Mara dacht na of ze ooit al eens eerder wakker was gespeculeerd, maar kon het zich niet herinneren. Even later luisterden ze naar hoe de planken vloer kraakte van hun mislukte kus.

Door de fitnesszaal galmde het geluid van mensen die op schema lagen. Amber was aan het oefenen voor een marathon, maar niet per se om ooit een echte marathon te lopen. Als ze liep kon ze nadenken, wist ze. Ze slikte daar pillen voor. Was Mara uiteindelijk niet haar volledige tegenpool en was daarmee hun relatie niet gedoemd te mislukken? Ze vond het eerst altijd een prettige gedachte dat haar naam van ambrozijn kwam, de godendrank, maar omdat 'Mara' klonk als 'maar', begon ze met enige tegenzin te wennen aan de gelijkenis van haar eigen naam met het woord 'amper'. Er bleef hoe dan ook weinig over. Ze begon zichtbaar af te vallen.

Hun relatie verslechterde, zo dacht ze, maar op een manier waarop relaties dat altijd na een eerste periode doen, zodat het hen niet onmiddellijk bedreigde. Bovendien beschikte Amber over een uniek overlevingsinstinct waardoor ze op heel natuurlijke wijze en haast zonder dat ze het van zichzelf merkte weer uit de put geraakte. Ze nam een douche en stapte in de trein richting huis. Ze lachte een beetje. Het dipje in hun relatie had heel goed vanzelf kunnen overgaan als Mara zich niet zo veel zorgen had gemaakt.

Amber stond achter het aanrecht voor het eten te zorgen toen Mara thuiskwam van haar werk. Mara had haar jas nog aan en er miste iets in haar blik. Wat Amber niet wist was dat haar vriendin zich heel de dag had proberen te concentreren, maar omdat ze Joods was kwamen er daardoor beelden bij haar naar boven uit Auschwitz of een ander soortgelijk kamp, waardoor elke poging tot concentratie verloren ging. Amber zag hoe een ader zich vertakte bij haar slapen en uit de salade kroop een made op haar hand. Ze huiverde en plette het beest dat veranderde in een gelige vlek.

Deel 5: Wind

Mara liep naar haar toe, kuste haar en voor het eerst in haar leven kreeg Amber een gedachte die haar belangrijk leek, belangrijker dan de gedachte aan het avondeten, belangrijker dan sherry, dan ambrozijn en oude olifantenschedels, maar voordat ze de gedachte kon afmaken, zag ze dat Mara ondertussen haar eigen linkeroog had uitgestoken. Nu zou ze een beetje meer zoals haar kunnen zijn, ware het niet dat het oog dat ze nu voor altijd miste het oog was waarmee ze scherpte zag, niet diepte.

Mara was in tweeën gespleten. Haar zicht vervaagde en daarmee haar persoonlijkheid. Persoonlijkheden veranderen nooit ten goede. Nooit hoor je van een comapatiënt die ontwaakt dat hij ineens veel aardiger is geworden, dat hij gewoon even rust nodig had. Zo was het ook met haar karakter dat nog wel een herinnering had aan hoe het vroeger was, maar steeds in conflict was met dat verleden. Haar persoonlijkheid was in tweeën gespleten. Amber was een schizopaat. Ze was het zelf al lang vergeten van de kristal, maar haar onvermogen om de steen in haar hoofd stuk te maken had geresulteerd in een projectie van die frustratie op datgene waar ze het meeste van hield.

Amber voelde zich niet alleen schuldig, ze kon ook geen definities meer geven van de dingen die ze zag. Ze durfde niet meer te zeggen wat ver weg was en dichtbij, ook al raakte ze het aan, ook al raakte ze Mara aan. Zonder Mara’s linkeroog had Amber geen contouren, geen buiten, geen inhoud, geen vorm. Haar gedachte leek te zijn verdwenen in het gapende gat van Mara's oogholte. Meer maden kwamen uit de salade gekropen en verspreidden zich over de hele keuken. Amber had een leeg gevoel en een zuigend gevoel, maar ze zoog alleen meer leegte. De liefde was op, er was niks meer te bedrijven. Alles wat drijft, zakt uiteindelijk uit gebrek aan energie naar beneden.

139 meter hoog stond ze en het waaide hard. Te hard om na te denken. Amber wist wel dat er hoogteverschil was tussen het dak van het flatgebouw waar zij op stond en het plein aan de andere kant van de richel, maar echt heel zeker kon ze het niet weten. Als een reuzin overzag ze haar voormalige leefgebied waarin ze straks zou neerstorten. Tenzij... Ze bukte door haar knieën om met haar handpalmen de andere kant van de richel te voelen. IJle lucht, meer niet. Ze liet zich van de flat af vallen, maar omdat het zo hard waaide sloeg ze niet te pletter op het geasfalteerde plein onder de flat, maar werd ze over een heel haverveld heen gedragen tot aan de bosrand, waar ze in de dennen landde. Ze was niettemin meteen dood.

maandag

Duivenzang


Mantequilla, de magische kinderprostituee uit de Filipijnen, vraagt zich af waar de post vandaan komt. Op een dag besluit hij de proef op de som te nemen. Op een ongezien moment kruipt hij in de fietstas van de postbode. De postbode rijdt en rijdt. Hij rijdt echt heel lang. Het is een warme, broeierige dag op het eiland. Het duurt heel lang tot de postbode stopt. Hier is het, denkt Mantequilla. Hier komt de post vandaan. Hij kruipt uit de fietstas en sluipt stilletjes om de fiets heen. Het is een groot gebouw. Zonder dat de postbode het merkt, glipt Mantequilla het schemerige atrium binnen. Mantequilla denkt: dit is de poort van Hermes. 

Vanbinnen ziet hij een lange lopende band staan. Het geluid dat hij hoort is luid en mechanisch en gaat vergezeld van een vreemd soort dierlijke of organische klank. Wanneer hij de band nadert, ziet hij waar het geluid vandaan komt. Op de lopende band liggen talloze grijsgemantelde postduiven met hun geringde pootjes in de lucht. Boven de lopende band hangt een mechanische arm die de postduiven, hees hijgend, voorziet van een stempel met de datum en de plaats. Op het gekraak van de botten volgt telkens een laatste kreet, de ijle metalen klank van weldra dode duiven. Zo worden ze gereed gemaakt om aan het einde van de band gekatapulteerd te worden naar hun bestemming. 

Mantequilla draait zich om, verlaat het gebouw en verdwaalt in de warme armen van wie hem maar hebben wil.

(co-auteur: Willem de Rycker)


zondag

de etiquette van de waanzin


Een man klimt 's nachts met een figuurzaag uit het raam. het sneeuwt, alsof de wereld lang geleden is geschud en de sneeuw nu pas terug op zijn plaats begint te vallen. zijn silhouet steekt af tegen de door lantaarnpalen wit belichte sneeuw. terwijl de man op verdachte wijze richting de rand van het dorp loopt, belt een buurtgenoot het alarmnummer om aangifte te doen. wanneer de medewerker vraagt naar het signalement, geeft ze per ongeluk de gegevens van de huur door in plaats van de fysieke kenmerken van het betreffende individu. kort daarna zal ze uit huis worden geplaatst en zal de optrek worden bewoond door een gepensioneerde advocaat, gespecialiseerd in vormfouten. later zal hij dit verhaal ontkrachten, omdat de figuurzaag eigenlijk niet meer dan een knutselschaar was.




zaterdag

Inrichting van huis (2)


In den beginne was er afasie
toen verhuisde ik naar hier
hier bestaat het enkel uit deuren
rond de staanlamp cirkelen kleine
kamerplanetoïden
en nu en dan ontsnapt er een maan
die uit zijn as komt cirkelen
rond de buitenkant van mijn hoofd
ik spreid het licht
langzaam sticht
ik je ge-
zin

voelde je de leegte tussen mijn atomen
die sarrend en treiterend wemelde, gevuld
met alles wat je niet kon voelen

het spijt me
ik splijt je, als ik wil
met ons enige raakvlak

zet je koffie? melk verkeerd

haar missen is eigenlijk als
warme koffie zonder de 
koffie maar gewoon 
als warmte zonder iets
om het mee te kunnen verteren
en als de kater na een tijdje
niet meer terugkomt

en hoe de kater na een tijdje
niet meer terugkomt 
als alle kopjes zijn geleegd en alle
spinnen uit hun draden zijn gestoft

we luisterden naar hoe de traptreden kraakten 
van onze mislukte kus

zal ik er zijn denk je
de tram vertrekt
de tijd geen spier

het heelal dijt tussen ons uit
en je vergaat van me

mijn muziek is een toekomst
als ze wegblijft, kun je haar horen

en hoe de kater na een tijdje
niet meer terugkomt 

en hoe de kater na een tijdje
niet meer terugkomt als alle
kopjes zijn geleegd en alle
spinnen uit hun draden zijn gestoft

ik spreid het licht
langzaam sticht
ik je ge-

zin

zondag

Het orakel van Writenow - Finale 2013



"‘Geraaskal, een compleet idioot verhaal dat bij elke zin uit de bocht vliegt.’ ‘Waanzinnig, intrigerend, dapper.’ Geloof me, we kregen bijna ruzie toen we het over deze tekst hadden. Vaak zijn het dit soort werken die oorspronkelijk niemand wil uitgeven, maar die na tien jaar plots bestsellers en cultboeken worden. Van een zin als ‘Ik ben niet verliefd, ik ben kwantumverstrengeld,’ word ik echt heel blij. We konden je onmogelijk laten winnen, maar we kijken uit naar wat jij nog meer uit je mouw schudt, Tim Thomaes."

Voor Laetitia


Lethe, rivier van de vergetelheid, hoe zijn uw ondiepe stromingen vandaag? Welke rotsen hebt ge afgesleten? Liggen er weer dode beesten op uw spiegel? Staat het volk met hun laarzen in uw week geworden oever? Kwam de zon tot op uw bedding of was het vandaag koud? Is het water niet te zout? Is uw modder dik en donker en gaan uw bochten al wat stroever? Maken rimpels u te oud? De forel is klaar met zwemmen, hij is nu archeoloog. Noem uw vissen Rosencrantz en uw plankton Guildenstern. Trek uw zijrivieren droog. Hoe maakt u het vanavond en nadat u het gemaakt hebt, wat maakt het voor geluid? Overspoel mij zoals ik u met mijn vragen overspoel. Overspoel mij alle dagen met uw rode kreeftenscharen. Maak de dagen celluloid en knip mij er maar uit.

donderdag

Voorronde Writenow 2013


Klik hier voor het juryrapport.

zondag

hoogslaper


we luisterden naar hoe de traptreden kraakten van onze mislukte kus

donderdag

Aarde



Ik kwam door een aardbeving
   ik ben een kind van het schudden
van het razen, schizopaat
   ik splijt je, als ik wil
met ons enige raakvlak
   een diepe, nauwe
scheur in de korst
   veroorzaakt door een hevig
schokken
   een duwen dat langer duurde
dan verwacht
   een samentrekken dat even heftig
als ontspannen was
   daarvoor zijn wij op Aarde
daarvoor zijn wij geboren
   als kinderen van het onverwachte
terugtrekken en op je buik
   het heelal dijt tussen ons uit
en je vergaat van me

zondag

Dutroux


Alain trekt zijn mooie pak aan. Hij gaat speculeren op de beurs. Waar zal hij vandaag eens over speculeren, denkt hij. Hij denkt diep na, dat kun je zien aan de schaduw die de rand van zijn hoed over zijn gezicht maakt. Elke dag wordt die schaduw langer. Op een dag zal de schaduw over heel zijn lichaam zitten, weet hij. Er staan nummers en letters op een bord. Door de ruimte klinkt het geluid van een indexcijfer dat niet omhoog gaat. Alain kijkt naar de letters en cijfers, maar denkt na over andere dingen. Dat kan niet anders. Zijn hersenen zijn zeepsop. Marc zei dat hij moest investeren vandaag. In de aex. Marc is zijn broer, soms komt hij in de krant. Na het werk gaat hij weer naar huis. Hij loopt over het grindpad naar zijn voordeur. Het is grind waar je in wegzakt. 

Marc Dutroux is één van de rijkste gedetineerden in België. Hij belt zijn zoon dagelijks met beurstips.

woensdag

Wachten op gedoe


Laten we gaan.
Nee!
Waarom niet?
We wachten op Peripeteia.
Op wie?
Peripeteia.
Oh ja!
Staan we wel op de goede plek?
Het was bij de boom.
Maar ze is er nog steeds niet.
Ze komt vandaag.
Wie?
Peripeteia.
Oh ja!
Laten we gaan.
Nee!
Waarom niet?
We hebben hier afgesproken.
Met wie?
Met Peripeteia.
Wie is dat?
Weet ik niet.
Nousis.
Gezondheid.
Dank je.
Wanneer komt ze?
Straks.
Hoe laat?
Dat weet ik niet.
Hoe laat is het?
Dat weet ik ook niet.
Wat weet je wel?
Er is iets wat ik weet, niets wat ik geloof en alles wat ik denk.
Alles is een misvatting.
Hoezo?
Hoor je muziek?
(stilte)
Neen.
Muziek is een toekomst. Als ze wegblijft, kun je haar horen.
(stilte)
Het is een soort reality check..
Wat is een reality check?
Een reality check check.
Ik ben geboren met een lichaam te weinig.
Waarom?
Ik heb sterk het gevoel dat ik geboren moest zijn als Siamese tweeling en ik denk dat ik een extra gezicht mis, hier aan de zijkant van mijn nek. Wil je eens kijken of er geen litteken zit?
Er zit niks.
Helemaal niks, geen hechtingen?
Nee, er zit niks.
Goed, laten we maar gaan.
Nee!
Oh ja, Peripeteia.
Wat is dat voor naam?
Ik weet het niet.
Waar heb je die naam gehoord?
Toen ik werd aangevallen.
Aangevallen?
Toen er werd ingebroken.
Ingebroken?
Ik struikelde over iets.
Over iets?
Een woord.
En toen?
Peripeteia.
Ik wil niet meer wachten.
Dat is dan dikke hamartia voor u!
Ik blijf.
(beginnen te rappen)
Kijk ons alluderen, vette mimesis dit.
Relaxte lexis.
(Anagnorisis/Catharsis komt op)
Anagnorisis!
Is dat haar?
Nee, een kennis.
Oh ja.
Ik kom mijn naam zuiveren.
Catharsis?
Beter, danku.
We waren juist onze lexis op een melos aan het zetten.
Oh, is het al zo ver met de wereld...
De wat?
Ik bedoel: Is het al zo laat?
U moet door.
Ja.
Laat ons u dan niet langer oponthouden.
Vervolg uw weg, het is immers eigen aan de mens om elk oponthoud te vermijden.
...onmiddellijk en onophoudelijk te vergeten.
Laten we Peripeteia tegemoet lopen.
Maar wat als ze langs een andere route komt?
Oh ja.
Beter niet.
(Een ekkyklema wordt vanuit de coulissen het podium afgeduwd.)

donderdag

Tip


wees voorzichtig 's avonds laat
voor het omkeerprocedé
er loopt een schizopaat op straat
splijt persoonlijkheden dwars door twee

maandag

Perseïden


Liefde. Schreeuw het van de roofies.

ik zou je willen injecteren
met anabole asteroïden
om je lichaam te lanceren
tot in kosmische gebieden

we zullen dan uitbundig
boven de Aarde zwermen
waarna ik me heel sterrenkundig
ov'r je zal ontfermen

ik zal mijn dierenriem ontgespen
om je lichaam mee te striemen
't zal wel steken alsof wespen
zich en masse je lijf in priemen

en als we dan ontwaken
zul je alles zijn vergeten
van waar wij over spraken
zul je vrijwel niets meer weten

maar, hoe dan ook, een Perseïet
behoudt zijn goede efemeriden
ook als een vrouw haar Aard verried
om naar 't heelal te vlieden

dus zal ik je goed bejeg'nen
wanneer ik je terug op Aarde zet
ik zal mijn sterren laten reg'nen
en je missen in mijn hemelbed

zaterdag

Weet je,


je wist
van alle wiskunde
wat van ons bed nog deel-
baar was

tot materie
neem ik je droom
doe jij je lamp uit
en neem
de deur

ten slotte
kruip ik in je mouw
als een stiekem
weggestoken
koning

zondag

Slingerplant


je zegt dat je werkt om rond te komen
maar
 elke ronding is soms plat
en
 je zegt dat je alles weet van bomen
maar
 dat je wordt onderschat
je zegt wel dat je tuinman bent
maar
 je collega's ken je niet
en
 je zegt dat je alle planten kent
van
 al het onkruid dat je wiedt
en dan loop je door het park
en
 je maait het gras maar wat
tot
 je gaat rusten op een bankje
maar
 dat bankje was nog nat
en thuis maak je 't avondeten
maar
 je vingers zijn nog groen
en
 je wilt ze ook wel wassen
maar
 dat is haast niet te doen
en 's avonds voor het slapen
bid
 je met je groene vingers
voor
 een dagje zonder slingers
want zoals hij het heeft geschapen
is
 het leven wel een feest
maar
 zijn de slingers al geplant



dinsdag

Hoe ze me mist


dat ik gewoon mijn dingen doe
en zij er gewoon is
dat we niet hoeven te praten
totdat het kind er komt
en we moeten praten tegen
dat kind om te zeggen hoe
de dingen bij de woorden horen
het leren op zijn eigen 
versvoeten te lopen en hoe hij
zich bij voorkeur in binnenrijm
uitdrukt omwille van wat het ook
zou moeten zeggen

ze mist me als een
ode aan de degelijkheid en het breien
van regenboogsjalen met Kerstmis
en haar gemis is zo licht
als een kermis na twaalven
wanneer de mensen na onzin
uit kramen hun suikerspinnen 

voor de helft van de prijs kregen
en hun geld verloren 
bij het
te binnen schieten
en van alle lichten en geluiden
niet meer weten wat er was

haar gemis is eigenlijk
als het opzettelijk vergeten 
uitspreken van elke laatste letter 
van elke zin wanneer je een avond 
in café Korsakov doorbrengt
en dat al die letters samen
een anagram vormen over 
hoe ze aan me denkt
en hoe de kater dan na een tijdje
niet meer terugkomt als alle
kopjes zijn geleegd en alle
spinnen uit hun draden zijn gestoft

haar missen is eigenlijk als
warme chocolademelk zonder de 
chocolademelk maar gewoon 
als warmte zonder iets
om het mee te kunnen verteren 
of juist als een sneeuwpop zonder dat
daarvoor sneeuw gevallen was
als de neergeslagen geest van een
onmogelijke en tijdloze zon
of als rotaties in het heelal
zonder de planeten en de sterren
maar gewoon met gewone
alledaagse dingen
die haar doen verlangen
naar mijn ruimteschroot

zondag

Gesticht/gezin


Pierrot

'Ik ben er even niet,' klinkt Maria's stem door de telefoon.

Als een man veranderd is, dan heeft een vrouw hem verliefd op haar gemaakt. En als alle vrouwen uit zijn leven zijn verdwenen, dan zijn zij eenvoudigweg in literatuur veranderd, denk ik.

De geur van sanseveria's uit de plantenbak strijkt onopmerkelijk over mij heen terwijl ik over de reling van het balkon buig en kijk naar de voetgangers op het trottoir die langs elkaar lopen en op knopjes voor stoplichten duwen. Een man vraagt de weg aan een vrouw, maar de vrouw zegt: 'Ik ben niet van hier.' Hij loopt een andere kant op. Een bericht achterlaten was niet toegestaan, getuige haar afwendende gebaar.

Ik bel haar nog eens, ditmaal neemt ze wel op en we maken een gesprek.

'Hoe is het met je?'
'Met mij is het leuk, met jou?'
'Met mij ook. Lekker weer vandaag hè?'
'Ja, en veel ozon.'

(Ons weerbericht hoeft niet zo ver het heelal in.)

Maria

Ik ben zwanger, ik heb mood swings en ik ruik naar vis, want ik heb mij al een tijd niet gedoucht.

De lucht is grijs als haring en ik weet dat o3 niet alleen ozon is maar ook omega-3, een aminozuur dat in visoliecapsules zit. We leven dus allemaal onder een permanente vislucht. Ik zal niet de enige zijn.

Een slechtziende vis in het dierenasiel een paar straten verder krijgt lenzen. Na een paar weken acclimatiseren, wordt hij vrijgelaten in de rivier. De vis ziet nu hoe alle troep in zijn rivier wordt gesmeten en besluit zich op te hangen aan een vishaakje.

Pierrot vraagt of ik een abortus wil (terug naar het hoofdmenu, toets 9).

Ik zeg 'liever niet' en vraag of hij het goed vindt als we het toch maar geboren laten worden.

Pierrot zégt dat hij knikt, omdat telefoonmasten niet het kinetisch vermogen hebben om hoogspanningskabels mee te laten knikken.

Ik loop naar het balkon en zuig aan de lucht om te proeven. Ik denk aan een schilderij van Magritte met de titel 'De spieren van de lucht', waar de lucht als een soort ledematen overgaat in een balkon. Het is een abstract schilderij.

Maar in plaats van lucht is er in mijn buik iets van vlees en dat vlees wordt telkens meer en meer, alsof ik een uitnodiging voor een barbecue heb verstuurd en er een oneindig aantal kennissen van kennissen is komen opdagen die allemaal hun eigen vlees hebben meegenomen.

Ik las laatst een artikel waarin stond dat het heelal ruikt naar gebraden steak en heet ijzer. Barbecue dus. Misschien wil ik toch liever kaasfondue, maar daar is het nu te laat voor.

Het is net als in die film van Buñuel dat ging over een feest dat eeuwig bleef duren en waar niemand weg kon, zonder dat iemand wist waarom. Het gíng gewoonweg niet.

Een feest hoort soms te zijn. Mijn hoofd uit het raam steken op de achterbank van een rijdende auto waarin muziek hard door de boxen trilt. Een klein grapje maken en kijken of hij lacht.

'Wat als het nu een vis is?' vraag ik bezorgd. 'Krijgen we dan beschuit met plankton?' Ik trek een vies gezicht. Gelukt, hij lacht.

Pierrot

Ik neem een olijf uit een potje met een satéprikker en laat de olie met mijn slijm samenvloeien. Ik hoop door veel olijven te eten ooit een Italiaan te worden. Italianen zijn fatalistisch met voedsel. Ze hebben pasta maar ook anti-pasta net als materie en anti-materie. Wat eten we vanavond, mama? Anti-materie in tomatensaus. Zo gaat dat in Italië.

'We zullen het wel zien als we een echo laten maken,' zeg ik.

'Als het inderdaad een vis is, zullen er een aantal gevolgen zijn. Als we trouwen geef ik je het kabeljauwwoord en daarna zullen we de Bouillabaisse dansen. Voor de vis duurt het wat langer voordat het kan lopen, zo zit de evolutie eenmaal in elkaar. Maar we moeten gelukkig zijn met wat we hebben. We hebben nu een embryo, dat is mooi voor in een bokaal. We kunnen het laten groeien en opvoeden tot het er één van ons is, maar dat is nogal wat werk. We kunnen het ook geboren laten worden en weggeven. Ten slotte kunnen we het laten weghalen.'

'Weggeven,' kiest ze (voor weggeven, toets 3). 'Maar aan wie?'

'We kunnen het in een biezen mandje leggen en in de Schelde laten meevoeren naar een homoseksueel koppel dat het wil adopteren.'

'Modernerd,' grapt ze.

'Je bent zelf een moedernerd,' grap ik. (voor meer woordgrapjes: Toots Thielemans)

Inrichting van huis

EEN LICHT
aan
geleng-
de
dag
van eerst: een onverdund siroop
(later houdbaar dan de nacht)
DE TIJD WRINGT
zal ik er zijn denk je
ik spreid het licht
langzaam sticht
ik je ge-
zin.

Maria (de bevalling)

Poging 1

Ik lig in bad, want ik wil het kind in het water laten bevallen. Tegenover me zit Pierrot in een zwembroek. Na veel pijn en moeite beval ik van een zwarte puppy. Dat is vreemd, want Pierrot is blond en ikzelf heb rood haar. Pierrot wordt boos en verwijt me te zijn vreemdgegaan terwijl hij maar aan het werk was. Hij stapt met wat resten ingewanden van zijn gezin uit het bad, terwijl stukjes bloed, haar, placenta en vlees van zijn lichaam op de badkamervloer drupt.

Poging 2

Ik lig in bad, want ik wil het kind in het water laten bevallen. Tegenover me zit Pierrot in een zwembroek. Na veel pijn en moeite komt er een roze muisje bovendrijven. We kijken elkaar aan met verbaasde gezichten. Dan komt er een sponsachtige substantie bovendrijven. Het is een stuk beschuit. Snel daarna ligt het bad vol met stukjes beschuit en muisjes. Ik begin zachtjes te wenen en Pierrot troost me terwijl hij de warmwaterkraan nog maar even aan zet.

Poging 3

Ik lig in bad, want ik wil het kind in het water laten bevallen. Tegenover me zit Pierrot in een zwembroek. Na veel pijn en moeite ziet Pierrot het hoofd van een kindje tevoorschijn komen. Hij moedigt me aan verder te persen. Het duurt niet lang of het jongetje is er volledig uit en zwemt in het water met zijn streng nog aan de navel. Pierrot knipt de draad door. We gaan het bad uit en laten het vuile water weglopen. Het kind in mijn armen noem ik Jezus.

'Ik noem het Jezus,' zeg ik tegen Pierrot.

'Jezus,' zeg ik tegen Jezus.

Pierrot (finale)

'Jezus, echt? Omdat je Maria heet? En ik dan? Ik ben Jozef toch niet?'

'Nee, Jozef is dan ook de vader,' zegt ze. Ze haalt haar schouders erbij op.

Van de misplaatste symboliek draai ik mijn ogen met de klok mee, maar de tijd blijft akelig steken.

Dan wurg ik haar, totdat ook haar ogen langzaam wegdraaien, tegen de richting van de klok in.

Het betekent niet per sé iets, denk ik.

vrijdag

Maria


Ik ben Maria, maar vroeger dacht ik dat ik God was.


Als ik in de kleuterklas met de poppen moest spelen, huilde ik altijd. Ze lachen me uit, dacht ik toen.


Ik hield ervan om alleen te zijn, maar niet om niet gezien te worden. Al van in het begin had ik een hekel aan privacy. 


Vroeger ging ik ervan uit dat iedereen daar zo over dacht, maar toen de buurman mij betrapte toen ik in mijn slaapkamer een gat maakte naar zijn badkamer om te zien hoe hij er naakt uit zag, omdat mijn moeder er in haar dagboek zo vaak over schreef, leerde ik dat niet iedereen denkt dat hij God is.


Niet alles was zoals ik dacht dat het was. Als ik de uitverkorene moest zijn, was ik in elk geval alleen. Ik leerde dat als ik naar andere mensen wilde kijken, ik dat in elk geval voorzichtig moest doen.


Mijn fascinatie voor andere mensen begon plaats te maken voor fascinatie voor mezelf.


Ik neuriede eens 'La vie en rose' toen ik door Parijs wandelde, zodat andere mensen het gevoel konden krijgen dat ze in een film zitten 
waarvan ik de regisseur ben, mits ze geen oortjes in hadden. 

Vaak lees ik een woord verkeerd, maar op een manier waardoor dat woord in de context juist veel beter past. Ik noem dat 'omgekeerde dyslexie'. 


Ik ben Maria, zeg maar dag als u me ziet.


Of ave, als u er zo één bent. 

dinsdag

Mensenvlees

Door het trage, vlokkige gedwarrel worden voetsporen van de vorige dag aan het zicht onttrokken, alsof de wereld lang geleden is geschud, en alles nu pas terug op de bodem van de doorzichtige bol begint te vallen.

'Sneeuw', zegt agent Apuleius.

De uitstoot van zijn adem geeft een lichte condens op het raam. Zoals hij dat vaker doet met observaties die hij dieper wil doorgronden, spreekt hij het woord voor zich uit, alsof enkel zijn gedachte eraan volstrekt onbetrouwbaar is. De bewegingen van zijn tong bij het uitspreken van het woord zorgen ervoor dat het juiste slijm uit zijn wangen komt. Met dat nauwkeurig losgemaakte weefsel kan hij het woord proeven, hetgeen hem de indruk geeft iets van het buitentalige fenomeen te begrijpen. Kennis is speeksel, denkt hij. 


De vorige nacht zijn er in het dorp twee vondsten gemaakt:

1. een menselijk lijk, gevonden en gemeld door een gepensioneerde advocaat met een specialisatie in vormfouten

2. een figuurzaag, gevonden en meegenomen door een oude vrouw

Apuleius trekt zijn agentenpakje aan. Het is zijn officiële uniform, maar  (Alinea over de tocht van Apuleius naar de villa van Dave.)

De deur wordt geopend door Merel. Ze leidt hem naar het gastenvertrek. Even later verschijnt Dave. (Alinea gaat verder over Dave.)

Apuleius loopt mee met Dave naar een aangrenzend vertrek. Op de deur is een plakkaat met het woord
chambre d'autopsie geplakt. Naar het meisje zal hij later wel vragen. 

'U heeft een eigen lijkschouwkamer?' vraagt Apuleius verwonderd. 


'Een beetje commercieel ingestelde detective past tegenwoordig ook verticale integratie toe.'


Binnen hangt de geur van goedkope dagcrème. De ruimte is iets wat nog het meest lijkt op een oorlogsbunker. Twee lange rijen geïmproviseerde stapelbedden en brancards staan langs de muren van de lange rechthoekige kamer.


'Interesseert Merel je?' vraagt Dave terwijl ze in de loopruimte tussen de bedden lopen. Merel dus, denkt Apuleius. 


'Laat je borsthaar groeien en neem haar mee uit,' zegt hij, 'ze heeft het nodig.' 


'Borsthaar of seks?' vraagt Apuleius. Dave aarzelt even en blijft staan bij een brancard waar een dood lichaam ligt toegedekt met een laken. 


'Beide', zegt hij,  alvorens hij het laken van het lichaam haalt. 


Apuleius schrikt even van de vrijkomende geur. 


'Nivea,' zegt hij uit een reflex, zoals je ook wel 'hmm, brood' zegt, wanneer je langs een bakkerij loopt of 'mensenvlees' zoals de reuzen in het sprookje van Roald Dahl. 


'Heeft u een trompet?' vraagt Apuleius. Dave ontkent en Apuleius haalt zijn schouders op.

'Snijdt u het lijk aan?' vraagt Apuleius. Hij grinnikt. Dave strijkt een wattenstaafje langs de binnenkant van de wang van het lijk. Daar zitten de woorden die niet meer konden worden uitgesproken. Hij steekt het staafje in de mond van Apuleius, die vervolgens de naam van de moordenaar uitspreekt. 


vrijdag

Verleafd


een lief met nerven
daar zou ik voor sterven

maandag

Hoek af

Je vertelde mij eens dat je valt op mannen met een hoek af. Ik weet nog dat ik bang was dat ik een te hoekig figuur had, dat ik nergens een hoek miste en dat ik, naarmate ik ouder zou worden, nog hoekiger zou worden.

Toen ik bij elkaar zevenenvijftigmiljoen hoeken telde, verliet je me. Ik begon mijn hoeken af te breken, maar bij elke hoek die ik afbrak, kwamen er meer bij. Langzaam dijde ik uit tot de veelhoek die ik ben geworden.

Na een tijdje besefte ik ook dat naarmate het aantal min of meer gelijke hoeken toeneemt, een veelhoek de gedaante aanneemt van een cirkel. Misschien is dat waar je op hoopte. 

Bij mij zijn er geen hoeken af.

Ik ben volledig gehoekt.

Aan u. 

zondag

Vispan


ik leef ordeloos in Frankrijk
houd je in mijn lettergreep
in uitgangen van hebben
en de nooduitgang van zijn
in het labyrint van pan
langs de zieke muur die tocht
als een veel te lange deur
terwijl Van Zuylen brieven
voor de postzee-egel weegt
van vervoering beter rag fileert
als honing uit de graat gezogen

ik ren als vissen zonder kieuwen
alle kaarten zijn geschubd
in scheikundige formules
is ozon ook omega-drie
(in visoliecapsules)

dinsdag

'Vliegen allen goed'


Een zoektocht op internet naar het woord ‘plooirib’ leverde mij de volgende magische beschrijving van ‘Tribus Phyllodectini, subgenus: Phyllodecta vulgatissima’.

In Europa 7 soorten. 3-6 mm, langwerpig, vliegen allen goed, egaal metaalkleurig; halsschild-zijde ongegroefd; dekschild met 9 regelmatige stippelrijen, 5e en 6e stippelrij vooraan meestal verdiept, die de schouder duidelijk doet uitkomen; scheen ongedoornd, klauw aan de basis getand; voorborst tussen de heupen verlengd en in de groef van middenborst passend. Larven met afweerklieren; bovenlip in het midden niet ingesneden; 7e tussenruimte van de stippelrijen in het midden licht ingedrukt en 8e tot een zwakke lengte rib verheven;

(als het dier van achteren wordt bekeken en zijdelings gekanteld wordt, dan is er een sprong in de lichtval te zien)
;

2e en 3e sprietlid ongeveer van gelijke lengte en vorm, leden 4 en 6 onder extra behaard, vooral bij het mannetje; halsschild achter fijn gerand; 2e sprietlid korter dan 3e en vaak peervormig, vanaf 3e lid alleen normaal behaard; halsschild achter niet gerand; dekschild zonder plooi/rib.

donderdag

Kaarttruc, voor Kyra


Zoek onder mijn wollen trui
mijn ongebreidelde ruimte
Klaver, schoppen, ruiten
haren op mijn borstkas, broei-
kas, waarin je het weerwoord
voorwoord voor me spelt, het weer
voorspelt, je mond meer
open, kies een kaart
en stop hem terug
(ik zal niet kijken)

dinsdag

De wraak van de suikerspinfee


De olifant klopt op de deur bovenaan de trap in mijn elpenbenen toren, maar ik doe niet open. De olifant wil het altijd over zichzelf hebben. Pure dikdoenerij. ‘Mijn grootvader heeft dit gebouw ontworpen’, blaast hij dan van de toren, terwijl dat helemaal niet waar is. Of toch niet helemaal, want de kozijnen, die staan wel op zijn naam, maar de muur, de lange wenteltrap en het dak zijn allemaal door een andere tak van de familie gemaakt. En als hij het niet over zichzelf heeft, zit hij wel achter de vleugel en speelt hij veel te hard ‘Dans van de suikerspinfee’ van Tsjaikovski.

‘Laat me alleen’, zei ik hem gisteren, toen hij op bezoek was. ‘Hou erover op, het maakt mij niet uit wie de architect is van mijn huis. En wat heb je zelf eigenlijk bereikt? Je slagtanden zijn nog helemaal intact. Zou je er zelf niet eens iets mee doen? Je tettert alleen maar om jezelf beter te voelen, terwijl er nog niks van waar is ook.’ Toen ging de olifant stampvoetend weg en nu is hij terug. Zou hij spijt hebben?

Ik doe open. De olifant staat een eindje beneden op de wenteltrap, holt op mij af, steekt mij neer met zijn slagtand, dwars door mijn hals en stormt met mijn lichaam de kamer binnen. En zo, met mijn bloedende lichaam aan zijn tand, gaat hij achter de piano en speelt hij weer van Chaikovsky. Dit keer niet te hard en niet te zacht. 'Er staat gebak in de koelkast', gorgel ik.




zondag

Het doorgezaagde weesmeisje - deel 3


Op een dag zag het weesmeisje een timmerman die bezig was met het maken van een 
kist. Toen ze vroeg wat voor kist het was, antwoordde hij: ‘Een kist voor het circus, ze willen er een meisje in doorzagen.’ ‘In hoeveel stukken?’ vroeg ze. ‘In drie,’ antwoordde hij. De kist kreeg hij niet op tijd af, maar het weesmeisje werd wel doorgezaagd.

vrijdag

Het letterenhuis













Gisteren zijn we met de juf en de kinderen van de klas naar het letterenhuis geweest. Het letterenhuis is een heel groot gebouw waar alle letters van de Vlaamse literatuur liggen opgeslagen. In de kelders van staal en beton liggen grote, dikke mappen, waarin de letters op alfabet zijn gesorteerd. Wanneer alle a’s bijvoorbeeld uit de mappen worden gehaald en achter elkaar worden gezet, komen we aan een lengte van 40 kilometer. Niet iedereen die onderzoek doet, mag zomaar in die mappen komen. De letters zijn kwetsbaar en soms oud en erg gevoelig voor zuur.

Die letters moeten worden uitgeknipt en al dat knipwerk moet natuurlijk door iemand worden gedaan. Critici, uitgeverijen en ook familieleden van de schrijvers zijn dan ook dag en nacht bezig om het werk te verknippen. Recent nog kwam de vader van Dimitri Verhulst de letter l brengen. Het was een getypte, kleine letter l van een zin uit Problemski Hotel.

Het doel van het letterenhuis is om uiteindelijk alle letters te archiveren. Er wordt nu onderhandeld met verschillende bibliotheken en boekhandels; twee instituten die op dit moment nog beschikken over een groot deel van het materiaal waar het letterenhuis graag haar schaar in wil zetten.

Onlangs wist het letterenhuis nog een prachtige kalligrafische hoofdletter J te bemachtigen. Die wordt nu tentoongesteld in het museum, dat voor iedereen toegankelijk is.

www.letterenhuis.be

'Antwerpen, de A is van iedereen.'

Raamvertelling - 11 september in Den Haag


maandag

Thostie

woensdag

Automatische schuifdeur III (slot)


en schuivend sluit de deur zich op
geschoven sluit de deur zich dicht
voor duif, geografie en wij
zijn rijp voor het gesticht
gezin met kind uit bed gelicht
de ruimte als een sonde in
als kind aan het heelal verplicht

zich ziek van zandkoekjes te eten
en stuurs aan bakboord overgeven
de ozon schuivend uit de zee
de late passagier mag mee
de schuifdeur schuift de laatste keer
een arm houdt hem op een kier
voor de laatste passagier

(en de tram vertrekt
de tijd geen spier)

zaterdag

Automatische schuifdeur II


traag openen de deuren
en valt de zon de zondeval
toevallig naar de Aarde
worden mijn voeten ruimteziek
van lopen en verschuiven
van elektrische sensoren
en mijn corpuslinguïstiek

van schuiven schuif ik vragen
over laden vragen af of
schuifdeuren ook openschuiven
in het solipsismewoud
waar niets meer schuilt,
schreeuwt voor sensoren
en niks beweegt de ruimte uit. 

Automatische schuifdeur I


en de schuifdeur schuift
onder de maan schuiven wij
en uit over de gladde stenen;
aan in de glimmende regen
schuift automatisch de schuivende deur
opent de deur en in de deur
van schuiven ligt de sleutel

en onderwijl schuiven ook wij
met het schuiven om te schuilen
schuilen voor het kromme draaien
met het openen van schuiven
aan het draaien van de Aarde trekkend
want vallend naar de Aarde toe
staat de zon, ons kind, niet stil.

zondag

Inrichting van huis

EEN LICHT
aan
geleng-
de
dag
van eerst: een onverdund siroop
(later houdbaar dan de nacht)
DE TIJD WRINGT
zal ik er zijn denk je
ik spreid het licht
langzaam sticht
ik je ge-
zin.

vrijdag

Malcolm Arbuthnot


Zijn machine ploegde de Aarde aan vlezige stukken grond met een geluid alsof het zijn zelfgemaakte biologische dieselolie linea recta uit het binnenste van de Aarde omhoogtrok, recht vanuit het Paleozoïcum doorheen alle gesteente, zand en zeeklei, recht in de motor waar Malcolm Arbuthnot op zat. Verderop waren jagers op de meeuwen aan het schieten die de bovenste grondlaag aan zouden stampen met hun poten, zodat de grond stikte. Malcolm zag door het raam dat ze een raaf hadden geraakt. De raven waren beschermd.

Om te zien waar de raaf zou vallen volgde hij zijn laatste duikvlucht. Hij merkte niet eens dat hij over een flinke hobbel heenreed. Toen de raaf de grond raakte, was het overal stil. Het lag niet aan de brandstof. Zijn ploeg was kapotgeslagen tegen iets dat onder de grond lag, maar de klap had hij niet gehoord. Alleen een doffe klap van de raaf tegen de grond kon hij zich nog herinneren. Toen hij naar buiten kwam zag hij tussen de resten van zijn ploegbladen de bovenkant van een kleine onderzeeër.

Lopend naar huis klonken zijn voetstappen dof, alsof de Aarde hol was en iemand aan de binnenkant liep, in plaats van aan de buitenkant. Thuis was Stof er niet. Zijn vrouw deed het huishoudelijke werk en was bijgevolg altijd in huis of soms in de tuin, maar ook daar was ze niet. Niet dat hij haar ook maar zocht. Malcolm Arbuthnot wist waar ze was. 
Stof was bij de oude opticien, hij woonde in het dorp. De opticien was sinds lang getrouwd met Blurb, maar nu en dan spraken ze nog af. In het geheim, want anders niet. Ze waren niet verliefd op elkaar, Stof en de opticien, maar de een kon ook niet zonder de ander. Alleen zij twee, verder niemand. Als iemand het zag, was het er niet meer, wat het ook was. Wie weet wat het was. Voor Stof voelde het als een frisse regen. De opticien dacht er meer aan als een lange, heldere bliksemschicht.

Het dak van de boerderij begon te lekken, dus plaatste Malcolm Arb uthnot een emmer onder het lek waar de regen door het dak sijpelde. Het ging steeds harder regenen en het water sijpelde met een evenredig toenemende snelheid door het plafond. Zoals hij naar de vallende raaf keek, zo keek hij naar de vallende druppels water. Toen hij daarna in de emmer keek, zag hij een klein visje zwemmen. Hij lachte even, maar schrok van het door hemzelf voortgebrachte geluid dat klonk als door een telefoon. Hij pakte de vis met twee handen als een kuipje, en deed de vis in een vissenkom.

Stof en de opticien zaten aan tafel. ‘Ik heb hem naar de boerderij gestuurd,’ zei Stof. De opticien knikte, maar hoefde niks te weten. ‘Ik heb gebakken raaf gemaakt,’ zei hij, ‘vers van de poelier. Ik hoop dat je een beetje van gevogelte houdt?’ ‘We zullen zien,’ zei ze, en ze knipoogde naar hem, maar niet heel betekenisvol.

Malcolm rommelde in een la, vond een nieuwe batterij en stak het in zijn hoorapparaat. Alles is zoals het hoort, dacht hij. De kleine vis was klaar met zwemmen. En met alle glibberige kracht die in zijn vinnen stak, stootte hij zijn kom omver. Zijn onnatuurlijke drang om te sijpelen had het gewonnen van het zwemmen en met het water ging hij weg, wie weet waarheen. 

Er lag een onderzeeër op zijn akker, met zijn tractor en ploeg van gebroken carbide bladen in onschuldige stilte erop gestrand, alsof het altijd al zo was. Malcolm verzamelde de stukken metaal en repareerde zijn tractor, die hij samen met zijn ploeg terug naar de boerderij reed. Morgen zou hij de onderzeeër wel uitgraven. Toen hij thuis kwam brandde er licht. Stof was vast thuis. Morgen zou hij biodiesel van haar maken.

donderdag

Stijn en Marjetta


Escaleren

Marjetta: ‘Dag Stijn, wat kom je doen?’
Stijn: ‘Escaleren.’

Spectaculair
Stijn: ‘Zou je graag spectaculair willen zijn?’
Marjetta: ‘Een beetje.’
Stijn: ‘Een beetje spectaculair?’
Marjetta: ‘Ja.’

Zwichten
Marjetta: ‘Ik zou zo graag eens zwichten.’
Stijn: ‘Daar kan Jan je wel bij helpen, maar ik heb liever niet dat je naar hem gaat.’
Marjetta: ‘Waarom niet?’
Stijn: ‘Dat zeg ik liever niet.’

Stommelen
Marjetta: ‘Hoor je ook gestommel?’
Stijn: ‘Dat was ik.’
Marjetta: ‘Kun jij stommelen?’
Stijn: ‘Het wil gebeuren, zo nu en dan.’
Marjetta: ‘Kun je me dat leren?’
Stijn: ‘Je moet eerst naar de achtergrond, daar stommel je het gemakkelijkst.’
Marjetta: ‘Waar is de achtergrond?’
Stijn: ‘Bij Ingrid.’
Marjetta: ‘Bij Ingrid? Die kapsonestrut?’
Stijn: ‘Ik vind haar best leuk en ik zie haar graag.’
Marjetta: ‘Ik stommel wel een andere keer.’

Aanstalten
Marjetta: ‘Goh, het is al laat.’

Stijn: ‘Ja, ik ga maar eens aanstalten maken.’

Vergeten
Marjetta: ‘Vergeet je niet om dat boek mee te brengen?’
Stijn: ‘Ik zal het in mijn achterhoofd houden.’
Marjetta: ‘Ik
  houd het ook wel in je achterhoofd.’
Stijn: ‘Ik hou van je.’
Marjetta: ‘t Is al vergeten.’

maandag

Jan en Ingrid